Nieuws

Welke verlichting doe je aan tijdens het rijden?

Gepubliceerd op:  - Laatste update:

Rijkswaterstaat vindt het belangrijk dat weggebruikers veilig van A naar B kunnen gaan. Het voeren van de juiste verlichting speelt hierin een belangrijke rol. Als je niet de juiste lichten inschakelt, kun je bijvoorbeeld voor anderen niet (goed) zichtbaar zijn.

Soorten autoverlichting

Hieronder hebben wij zes autoverlichtingen toegelicht. Zo weet je welke lampen er moeten branden tijdens het rijden.

1. In de avond op pad of slecht zicht overdag? Gebruik dimlichten

In het donker op pad? Gebruik dan je dimlicht. Dit zijn de ‘standaard’ lichten die je inschakelt in de avond. Zo creëer je meer zicht en ben je voor anderen beter zichtbaar. Er is wel een uitzondering: als je de mistlichten aanhebt, hoef je de dimlichten niet in te schakelen. Dit raden wij zelfs af (bij punt 2 staat dit uitgelegd).

Ook overdag kan het zicht soms minder zijn, bijvoorbeeld tijdens een regenbui. Dan mag je ook je dimlichten aandoen. Schakel je deze verlichting in? Dan gaan de lampen zowel aan de voor- als achterzijde branden. Kortom,

  • Dimlichten gebruik je (verplicht) als het donker is.
  • Bij slechte weersomstandigheden, zoals regen, kun je dimlichten gebruiken om meer zicht te creëren.
  • Zet je dimlichten uit als je mistlampen (aan de voorkant) aanstaan.
  • Ga je door een tunnel? Zet dan ook je dimlichten aan.

Beschik je over automatische verlichting?
Controleer of je dimlichten aanstaan bij slecht zicht overdag. In het donker gaan je dimlichten automatisch aan, terwijl dat overdag niet altijd het geval is. Dan staat vaak je dagrijverlichting aan. De achterkant is dan meestal niet verlicht. Het gevolg? Je bent niet goed zichtbaar voor andere weggebruikers. Zet je dimlichten overdag dus handmatig aan.

dimlichten verlichting

Beeld: dimlichten (aan de achterkant branden ook lampen)

2. Minder dan 200 meter zicht? Gebruik mistlampen

Heb je zeer slecht zicht door bijvoorbeeld mist, sneeuwval of regen? Dan kun je de mistlampen aandoen. Deze zorgen ervoor dat je beter zicht hebt tijdens slechte weersomstandigheden. Ook ben je voor andere weggebruikers beter herkenbaar.

  • Minder dan 200 meter zicht? Zet je mistverlichting aan de voorkant aan.
  • Minder dan 50 meter zicht? Zet de mistverlichting aan de achterkant aan. Doe je mistachterlicht alleen aan bij mist of sneeuw én dus niet bij regen.

Mistlampen mogen dus alleen gebruikt worden als je zicht zeer beperkt is. Gebruik deze dus niet als je meer dan 200 meter zicht hebt. Andere weggebruikers kunnen namelijk last hebben van het felle licht. Dit kan voor gevaarlijke situaties zorgen.

Moeten je dimlichten aan bij het gebruik van mistverlichting?
Wanneer je de mistlampen aanhebt, is het verstandig om je dimlichten uit te doen. De kans bestaat namelijk dat je nog minder ziet door de reflectie van het licht.

Heeft je voertuig automatische verlichting?
Dan dien je de mistlampen handmatig aan te doen. Het is namelijk niet zeker dat de sensor mist herkent. Daarom is het erg belangrijk dat je zelf de mistlampen aanzet. Het kan zijn dat je in de veronderstelling bent dat de automatische verlichting zijn werk doet. Dat kan in het geval van mist dus anders zijn.

Tip: hoe kun je het zicht meten?
Langs de snelweg staan om de 100 meter hectometerpaaltjes. Kun je het volgende bordje niet zien? Dan is je zicht minder dan 100 meter.

Mistlampen achterkant

Beeld: mistachterlicht (linksonder)

3. Een geparkeerd voertuig zichtbaar maken? Gebruik stadslicht

Stadslichten zijn vooral bedoeld om de auto zichtbaar te maken voor overig verkeer. De weg wordt niet extra verlicht. Deze verlichting gebruik je als je bijvoorbeeld geparkeerd staat. Het worden daarom ook wel ‘parkeerlichten’ genoemd. Zowel aan de voorzijde als achterzijde gaan lampen branden.

Kun je stadslichten gebruiken in plaats van dimlichten?
Stadslichten zijn geen vervanging van dimlichten en mistlampen. Kortom, ga je in de avond op pad? Dan is het niet toegestaan om alleen met stadslicht te rijden.

  • Met stadslichten ben je herkenbaarder voor het verkeer.
  • Gebruik in de avond en bij zeer slecht zicht niet (alleen) je stadslichten. Dimlichten en mistlampen gaan voor.
  • Je voertuig wordt extra verlicht, maar het wegdek niet.

Stadsverlichting autoverlichting

Beeld: stadslichten (ook wel parkeerverlichting genoemd)

4. Voertuig beter zichtbaar maken overdag? Gebruik dagrijverlichting

Nieuwe auto’s beschikken over dagrijverlichting. Deze zorgen ervoor dat je overdag beter zichtbaar bent in het verkeer. Het is toegestaan om deze lichten te gebruiken, ook op een heldere lentedag. Dagrijverlichting is geen vervanging van dimlichten of mistlampen wanneer je zicht (erg) beperkt is.

  • Dagrijverlichting gaat bij veel voertuigen automatisch aan als je de auto opstart.
  • Het zorgt ervoor dat je overdag beter zichtbaar bent tijdens het rijden.
  • Geen vervanging van de dimlichten en mistlampen bij slecht zicht.

Wat is het verschil tussen dagrijverlichting en stadslicht?
Heb je stadslicht ingeschakeld? Dan is ook de achterkant verlicht, terwijl dit bij dagrijverlichting niet altijd het geval is. Vooral bij oudere auto’s is dit niet vanzelfsprekend. Stadslicht wordt voornamelijk bij slechter zicht gebruikt tijdens het parkeren. Tijdens het rijden kun je dagrijverlichting aanzetten.

Dagrijverlichting rijverlichting

Beeld: dagrijverlichting

5. Erg donker en geen verkeer om je heen? Gebruik groot licht

Een auto is voorzien van groot licht. Schakel je dit in? Dan wordt de weg over een lange afstand verlicht. Het wordt daarom ook wel de ‘maximale verlichting’ van een auto genoemd. Schakel deze verlichting pas in als het noodzakelijk is, zoals bij een zeer donkere weg. Als er namelijk een tegenligger aankomt, kun je het zicht van de bestuurder wegnemen. Kortom, gebruik groot licht alleen in de volgende situaties:

  • Als je in de avond op een weg rijdt waar het (zeer) donker is en je geen goed zicht hebt.
  • Als er geen tegenliggers zijn, anders kun je de bestuurder verblinden met het licht.

Ook raden wij af om groot licht te gebruiken als je (vlak) achter een ander voertuig rijdt.

6. Pech op de snelweg? Gebruik alarmlichten

Krijg je pech op de snelweg? Dan is het uiteraard belangrijk om zo dicht mogelijk tegen de rechtervangrail te parkeren. Daarnaast is het van belang om je knipperende alarmlichten aan te zetten. Deze worden ook wel ‘waarschuwingslichten’ genoemd.

  • Met de knipperende alarmlichten waarschuw je andere weggebruikers.
  • Je voertuig wordt ‘opvallend’ verlicht, maar het wegdek niet.

Alarmlichten voertuig

Beeld: knipperende alarmlichten (ook wel waarschuwingslichten genoemd)

Waar zit de lichtschakelaar in mijn auto?

Het kan per auto verschillen waar de lichtschakelaar zit. We kunnen dan ook niet precies beschrijven waar je deze vindt. Wel adviseren we om de ‘symbolen’ goed te onthouden. Daar herken je de verlichting in je voertuig aan. In dit artikel van de ANWB staan de symbolen weergegeven.

Verlichtingsknoppen in de auto

Beeld: lichtschakelaar in de auto